De Franse taal… verschil tussen spreektaal en “taalboekentaal”

De vorige keer schreef ik over mijn eerste ervaring met de Franse taal leren, over de vallei der wanhoop en mijn voorzichtige beklimming van de helling van verlichting. Vandaag wil ik nog wat verder in gaan op de Franse taal en vanuit mijn bescheiden ervaring wat vertellen over de verschillen tussen het Frans dat ik in Nederland leerde en het Frans zoals dat hier wordt gesproken.

Ik weet nog goed dat ik met Dick op bezoek was bij Franse vrienden, we ook bij hen bleven logeren en we ’s ochtends aan de ontbijtafel zaten. Ik vroeg toen: “Puis-je avoir le beurre s’il vous plaît” (Mag ik de boter hebben alstublieft). Dick reageerde toen met zoiets als “Nou nou…”, wat in mijn ogen sloeg op zijn bewondering voor mijn perfecte Franse volzin. Maar later leerde ik dat ik veel te deftig Frans had gesproken. “Puis-je….?” wordt nauwelijks gebruikt in Frankrijk, behalve misschien bij hele deftige gelegenheden of door ouderwetse omaatjes. Men zegt gewoon “Est-ce que je peux..?” of simpelweg “Je peux…?”

Tijdens datzelfde ontbijt vroeg onze Franse vriendin aan mij “Tapas froid?”… of dat was althans wat ik verstond. En dacht ik “Huh wil ze nou koude tapas gaan serveren?” Maar in feite vroeg ze “T’as pas froid” oftewel “Tu n’as pas froid?”, omdat de deur openstond en ze dacht dat ik het wellicht koud zou hebben. Toen leerde ik dus dat Fransen het heerlijk vinden om allerlei woorden half in te slikken, letters niet uit te spreken en dat de Franse spreektaal iets anders is dan wat ik geleerd had in Nederland.

Naast verschillen tussen spreektaal en geleerde taal, leerde ik tijdens datzelfde ontbijt overigens ook verschillen in gewoontes wat betreft ontbijt. Dick en ik ontbijten meestal met een kom yoghurt, fruit en muesli, noten en/of pitten. Onze Franse vriend noemde onze muesli “copeaux de bois” (houtsnippers) en hun kommen die ik aanzag voor yoghurtkommen waren in feite bedoeld voor koffie. In die grote kommen met koffie doopten ze hun brood of croissant, en het brood/de croissant lag gewoon zonder bordje op het tafelkleed….! Rare mensen hè, die Fransen, hahaha!

Even terugkomend op de taal. Er zijn dus best wat verschillen tussen wat meestal in de studieboeken Frans staat en hoe de Fransen werkelijk met elkaar praten (spreektaal oftewel langage familier).

Een deel van die verschillen zit ‘m erin, dat Fransen graag dingen afkorten, letters of zelfs hele woorden weglaten en dingen versimpelen. Een aantal voorbeelden:

Nous = On
In de spreektaal gebruikt men in plaats van nous (wij) vooral on, wat officieel gezien “men” betekent, maar dus in de praktijk als “wij” wordt gebruikt.
Dus in spreektaal zeg je bijvoorbeeld: “On est allé au super marché” (= wij zijn naar de supermarkt geweest).

Il y a = Ya
Il y a betekent “er is”, of “er zijn”. Officieel spreek je het uit als “ilia”, maar in spreektaal wordt het uitgesproken als “ya”.
De ontkennende vorm Il n’y a pas wordt “yapa”, verleden tijd Il y avait wordt “yavay” en de toekomstige tijd il y aura wordt “yora”.

Ne… pas = pas
“Niet” wordt in het Frans vertaald in 2 woorden ne … pas. Bijvoorbeeld: Ik heb niet gewerkt = Je n’ai pas travaillé. Echter in spreektaal wordt “ne” heel vaak weg gelaten. Je krijgt dan dus j’ai pas travaillé.
Je ne sais pas, wordt zelfs nog verder ingekort en uitgesproken als chais-pas

andere uitdrukkingen of woorden die worden ingekort:

impeccable                            =          impec                         =          perfect, uitstekend

à plus tard                              =          à plus  (a+)                  =          tot ziens, tot later

à tout à l’heure                      =          à toute                        =          tot straks

appartement                         =          appart                        =          het appartement

le professeur                         =          le / la prof                  =          de docent / de professor

la publicité                             =          la pub                         =          de reclame

le restaurant                          =          le resto                       =          het restaurant

la télévision                           =          la télé                         =          de televisie

la réfrigérateur/frigidaire     =          le frigo                        =          de koelkast

cet aprem                               =          cet après-midi           =          deze middag

comme d’habitude                =          comme d’hab            =          zoals gewoonlijk

les adolescents                     =          les ados                     =          de pubers/tieners

bon appétit                            =          bon app                       =          eet smakelijk

l’instituteur                             =          l’instit                         =          de leraar

Verder is er nog Argot dat in feite een soort straattaal is, maar waarvan veel woorden echt ingeburgerd zijn. Enkele voorbeelden:

argot                                      français officièle                 nederlands

le boulot, le taf                      le travail                                 het werk

bosser                                    travailler                                werken

une boîte                               une entreprise                       een bedrijf/ zaak

un mec, un gars, un type      un homme                             een man / gast / kerel

une nana                               une femme                            een vrouw

un pote                                 un ami                                   een vriend

un frangin, une frangine       un frère, une sœur                een broer / zus

un gamin, un gosse              un enfant                               een kind / jochie / knul

un flic                                    un policier                             een agent

une bagnole                          une voiture                            een auto

une baraque                          une maison                           een huis

un bouquin                           un livre                                   een boek

bouquiner                             lire                                          lezen

une fringue                           un vêtement                          een kledingstuk

une pompe                           une chaussure                      een schoen

la bouffe                               la nourriture                          het eten/ voedsel

le dodo                                 le sommeil                            de slaap/ het slaapje

le fric, la thune                      l’argent                                   het geld

un truc                                  une chose                              een ding

la flotte                                  la pluie                                   de regen

kiffer                                      aimer                                     houden van

chiant                                    ennuyeux                               vervelend

nickel                                    parfait                                    perfect / top

Dingue is ook argot, het betekent eigenlijk gek, maar wordt “en langage familier” gebruikt als vet, cool, geweldig. Een uitspraak die ik vaak hoor hier (ook op tv) is “C’est un truc de dingue” = Vet! Dat is geweldig!                          

Dan nog het volgende: sommige mensen hebben misschien ook nog steeds het liedje van The Shorts uit 1983 (ja, echt heel oud!) in zijn/haar hoofd zitten: Comment ça va, comme ci, comme ci, comme ci, comme ça…., en zeggen daarom nog steeds: “comme-ci, comme-ça” als hen gevraagd wordt “comment ça va?”.

Maar allereerst “Comment ça va” of “Comment allez-vous?” wordt in spreektaal (behalve in wat formelere situaties natuurlijk) eigenlijk al weinig meer gebruikt, men vraagt eerder “Ça va?” of “Vous allez bien? / Tu vas bien?”
Om te antwoorden zeg je dan “Ça va! Et vous/toi?” of “Oui, ça va bien? Et vous/toi?”
Wil je zeggen dat het een beetje zo zo gaat, dan gebruik je niet “Comme-ci, comme ça”, dat wordt echt niet gezegd door de Fransen. Ze gebruiken eerder “Bof”. Bof wordt gebruikt als uitdrukking van onverschilligheid, van een gemis aan motivatie of het hebben van geen zin, een beetje zoals Nederlanders “Beuh”of “Bleuh” zouden zeggen, alleen wordt “Bof” in Frankrijk heel veel gebruikt.

Nog een voorbeeldzin met gebruik van Bof: “Tu veux aller au ciné ce soir? Bof, franchement j’ai la flemme.” J’ai la femme betekent ik heb geen zin. Flemme = zin om niks te doen.

En als afsluiter een grappige bijnaam voor klein-kinderen in het Frans is “les Chic-oufs”, want het is “chic!” oftewel tof als ze komen en “ouf” oftewel “oef” (zucht van opluchting)  als ze weer gaan. Ik heb er geen ervaring mee, maar ik kan me er wel iets bij voorstellen!

Ik hoop dat jullie iets van deze blog hebben opgestoken, of op zijn minst er iets van hebben kunnen volgen… 😉

De volgende keer ga ik jullie nog iets vertellen over een soort straattaal die door jongeren veel gebruikt wordt en ik heel grappig vindt.

La Route des Crêtes

De “Route des Crêtes” is een weg over de hoogste bergkam in de Vogezen, met prachtige uitzichten. Een aanrader om met de auto, fiets of te voet te verkennen.